Lierne 0000.0011

 

Literatuur

 

- Haslinghuis, E.J. & H. Janse, Bouwkundige termen. Verklarend woordenboek van de westerse architectuur- en bouwhistorie. Leiden (Primavera Pers), 19973e druk, sterk uitgebreid [644 blz. ISBN 90.74310.33.8]. Hierin "Lierne": blz. 296 ("verbindingsrib" - dit is de relevante tekst volledig), 458

- Thunnissen, H.J.W., Gewelven. Hun constructie en toepassing in de historische en hedendaagse bouwkunst. Amsterdam (Ahrend), 1950. [351 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 154 (de aan de hoofdribben toegevoegde ribben zijn 'verbindingsribben'), 161 (de verbindingsribben in de tekening lopen tussen knoopstenen in kruisribben en in tiecerons), 342 (register; "Verbindingsribben; liernes - intermiate ribs - Zwischenrippen"), 350 (register; "Lierne, zie: verbindingsrib")

 

 engels

- Pevsner's Architectural Glossary. New Haven & London (Yale University Press), 2016 2e druk/(1e druk: 2010). [144 blz. ISBN 978.0.300.22368.2]. Hierin blz. 79 ("Liernes"), 106-107 ("Rib-vault", waarin o.a. "tiercerons, extra decorative ribs springing from the corners of a bay, and liernes, short decorative ribs in the crown of a vault, not linked to any springing point").

- Ware, Dora & Betty Beatty, A short Dictionary of Architecture. London (George Allen & Unwin Ltd), 1953 3e druk/(1e druk: 1944). [138 blz. ISBN -]. Hierin blz. 72 ("Lierne. A short rib that links intermediate or ridge ribs in vaulting, but does not rise from the same springing line" - dit is de volledige tekst).

- Fleming, John & Hugh Honour & Nicolaus Pevsner, Dictionary of Architecture. Harmondsworth (Penguin) 1985 3e editie, 6e druk. [356 blz. ISBN 0.14.051013.3]. Hierin: blz. 335 ("Lierne. A tertiary rib, that is, one wich does not spring either from one of the main springers or from the central boss. A lierne vault is a ribbed vault with liernes" - dit is de relevante tekst volledig)
(Opmerking: wanneer een niet-primaire rib de centrale sluitsteen raakt, wordt deze meestal een lierne genoemd, en dus niet een tierceron. - jp0317)

- Harris, John & Jill Lever, Illustrated Glossary of Architecture 850-1830. London (Faber and Faber), 1966. [304 blz. SBN 571.09074.5] (met ca 250 foto's, deels met benoeming van termen). Hierin blz. 72 ("Lierne ribs: secondary ribs which do not originate either from the main springers or the central boss, and are employed as decorative links between the main ribs and the tiercerons." - dit is de volledige tekst), afb-nr 38. (Opmerking: wanneer een niet-primaire rib de centrale sluitsteen raakt, wordt deze meestal een lierne genoemd, en dus niet een tierceron. Vermoedelijk wordt door Harris alleen een onderscheid gemaakt tussen primaire (niet zo benoemd) en secundaire ribben (als zijnde alle andere soorten). - jp0317)

 duits

- Koch, Wilfried, Baustilkunde. Das grosse Standardwerk zur europäischen Baukunst van der Antike bis zur Gegenwart. München (Orbis), 1994. [528 blz. ISBN 3.572.00689.9] Hierin: blz. 194 ("Lierne", benoemd als "Rippe 3. Grades" = tertiaire rib)

 frans

- Vigan, Jean de, Le petit Dicobat. Dictionnaire général du bâtiment. Ris-Orangis (Arcature), 1994. [957 blz. ISBN 2.9504805.2.7]. Hierin: blz. 515-516 ("Lierne. Nervure en saillie qui joint la clef de voûte d'une voûte d'ogives au point de rencontre de deux tiercerons; la lierne divise en deux voûtains chacune des quatre parties de la croisée." - dit is de relevante tekst volledig), 903 (Opmerking: in de tekening lopen de liernes niet vanuit de (hoofd)sluitsteen, maar vanuit een knoopsteen. Ze raken de aanzet niet. In tegenspraak met de definities van lierne en tierceron wordt in de tekening als 'branche d'ogive' niet alleen een (halve) kruisrib aangewezen, maar ook een kruinrib van (hoofd)sluitsteen naar knoopsteen, niet doorlopend tot de muraalboog. - jp0217)

- Pérouse de Monclos, Jean-Marie, Architecture, Vocabulaire. Deel in de serie Ínventaire général des monuments et des richesses artistiques de la France. Principes d'analyse scientifique'. Paris (Imprimerie Nationale), 1993. [622 blz. ISBN 2.11.080962.2]. Het boek heeft diverse nummeringen, o.a. per kolom. Hierna worden uitsluitend pagina's opgegeven. Hierin: blz. 280 ("Lierne. Nervure partant de la clef d'un doubleau, d'un formeret ou des tiercerons et s'arrêtant à la clef de voûte ou tendant vers celle-ci. Dans la voûte d'ogives, cette nervure suit la ligne de faîte des quartiers. Aussi, par extension, le mot lierne désigne-t-il la nervure placée sous la ligne de faîte d'un berceau, d'une lunette. [Zie ook:] Voûte en berceau à lierne" - dit is de volledige tekst), 297, 308, 310-313)

- Martin, Henri (red.), L'art gothique. Deel in de serie 'Grammaire des styles'. Paris (Flammarion), 1965. [64 blz. ISBN -]. Hierin: blz. 9 ("lierne", van de (hoofd)sluitsteen naar de knoopsteen die 2 tiercerons ontvangt; de 4 getekende liernes lopen in de kruinen)

- Noël, Pierre, Technologie de la pierre de taille. Dictionnaire des termes couramment employés dans léxtraction, lémploi et la conservation de la pierre de taille. Paris (SEBTP), 1994 2e druk/1e druk 1965. [375 blz. ISBN 2.903.248.65.6]. Hierin: blz. 220-221 ("Lierne. Nervure qui, dans une voûte sur croisée d'ogives réunit la clef de l'arc doubleau, ou de l'arc formeret, à la clef des arcs ogives [...]". Deze lierne is ouder dan de flamboyante gotiek. Het buitenste deel, dat naar de sluitstenen van gordel- en muraalbogen loopt, valt op den duur weg. (Opmerking: de lierne wordt hier uitsluitend gezien als kruinrib, overlangs en overdwars. - jp0317)